Gisteren was het weer tijd voor de duurloop van de week. En wat kijk ik daar altijd tegenop zeg. Ga ik dit keer verder lopen of stort ik na 20 minuten al volledig in en moet ik mezelf tot minimaal 9 kilometer slepen?
In het begin van m’n duurloop kreeg ik even last van mijn schenen en ik vreesde het ergste. Maar na 3 kilometer trok het weg en liep ik weer op mijn gemak. Met het zonnetje in mijn rug en een windje mee op het langste stuk was het allemaal nog best lekker ook en voor ik het wist had ik het rondje om mijn dorp heen voltooid. Aangezien ik totaal niet moe was besloot ik om de helft nog een keer te lopen en dan via het dorp terug te gaan naar huis. Ik besloot niet meer naar de afstand of snelheid te kijken en gewoon de route die ik in mijn hoofd had te voltooien. Bij de laatste 200 meter nog even een sprintje gemaakt en toen keek ik op mijn telefoon naar de afstand die ik had gelopen: 15,6 km! Dat is 3,5 kilometer meer dan mijn verste loop ooit en dat zonder echt moe te zijn.
Vandaag heb ik wel een beetje spierpijn in mijn benen, maar dat betekent wel dat mijn lichaam nog steeds ruimte heeft om te groeien. Volgende week wil ik er het liefst nog een kilometer bij lopen en dan op een iets hogere snelheid.